Inloggen

 

Wanneer het leerlingenprogramma gestart wordt verschijnt er als eerste een inlogscherm.

Rechtsboven in het scherm staat een kruisje. Hiermee kan het programma altijd worden

afgesloten.

 

 

Bij het inlogscherm moeten een naam en een wachtwoord ingevoerd worden.

Klik daarvoor op het juiste vak en typ de naam en het wachtwoord in.

Klik op daarna op ‘verder’.

 

 Namen en wachtwoorden zijn hoofdlettergevoelig!

 

Als u nog geen naam en wachtwoord heeft kunt u de vakken ook leeg laten.

Het programma heeft dan wel enkele beperkingen:

 

 

Kijk bij ‘registreren’ hoe u een naam en een wachtwoord kunt krijgen.

 

omhoog

 

 

 

 

 

Naam kiezen

 

 

Kies de juiste naam in de lijst.

Klik dan op ‘verder’.

 

Als de leerkracht er voor kiest om met wachtwoorden te werken

moet er ook een wachtwoord ingetypt worden.

 

 Het wachtwoord is hoofdlettergevoelig!

 

omhoog

 

 

 

 

 

Hoofdmenu

 

 

In het hoofdmenu kan er gekozen worden tussen oefenen en toetsen.

 

Met de vinkjes kunnen de verschillende werkwoordsvormen gekozen worden.

 

Bij de verleden tijd en het voltooid deelwoord kan nog gekozen worden tussen

sterke werkwoorden,  zwakke werkwoorden of een combinatie hiervan.


Als er een andere leerling met het programma moet gaan werken kan er rechtsonder

in het scherm geklikt worden op ‘andere leerling’.

 

 

Stoplichten

Wanneer er ingelogd wordt met een inlognaam en een wachtwoord staan er voor

de werkwoordsvormen stoplichten.

 

Aan het begin van elke week staan alle stoplichten op rood. Door een toets met

een voldoende of goed resultaat af te sluiten kunnen de kleuren veranderen.

 

 

Bij oranje is een toets met een voldoende resultaat afgesloten.

 

Bij groen is een toets met een goed resultaat afgesloten.

 

 

Oefenen

Bij het oefenen krijgt de leerling een zin te zien waar een werkwoord moet worden

ingevuld.

 

 

Linksboven in het scherm is te zien om welke vorm van het werkwoord het gaat.

Rechtsboven de zin is een lampje te zien.

 

In het tekstvak kan het antwoord ingetypt worden. Daarna moet op <enter> gedrukt

worden.

 

Wanneer het goede antwoord gegeven wordt gaat het lampje branden en verdient

de leerling 2 punten. De punten worden rechtsonder in het scherm bijgehouden.

 

Bij een fout antwoord gaat het lampje stuk. De leerling krijgt hulp en wordt stap voor stap

naar het goede antwoord geleid.

 

 

Wanneer het de leerling lukt om zo tot het goede antwoord te komen verdient het

nog 1 punt. Wanneer dat niet lukt krijgt hij of zij het goede antwoord te zien. Dit moet

nagetypt worden. De leerling krijgt dan geen punten erbij.

 

Wanneer een leerling 20 punten heeft verdiend stopt de oefening.

 

Door het oefenen met de puntentelling moeten leerlingen die fouten maken ook meer

zinnen oefenen.

 

  Tijdens het oefenen kan er altijd gestopt worden door op <escape> te drukken.

 

 

Toetsen

Bij het toetsen krijgt de leerling steeds een zin te zien waarin een werkwoord ingevuld

moet worden.

 

 

Linksboven in het scherm is te zien om welke vorm van het werkwoord het gaat.

Rechtsonder in het scherm is te zien hoeveel zinnen er al geoefend zijn.

 

In het tekstvak kan het antwoord ingetypt worden. Daarna moet op <enter> gedrukt

worden.

 

Aan het einde van de toets krijgt de leerling de uitslag te zien.

 

Wanneer de leerling terugkomt in het hoofdscherm worden de stoplichten aangepast.

 

omhoog